menu close menu

Mode in Kleur – Cécile Narninx

REPORTAGETENTOONSTELLING MODE IN KLEUR

De nieuwe modetentoonstelling in Kunstmuseum Den Haag duikt diep in de kleurenleer

Valentino, haute couture najaar 2018.  Beeld Hollandse Hoogte
Valentino, haute couture najaar 2018.Beeld Hollandse Hoogte

Hij werd uit nood geboren maar met gepaste trots ingericht en geopend: de tentoonstelling Mode in kleur in het Kunstmuseum Den Haag is even vrolijk als vermakelijk.

Eigenlijk had er een heel andere modetentoonstelling moeten openen, deze dagen in Den Haag. Een grote tentoonstelling rondom het Franse huis Dior, met alle toeters en bellen en buitenlandse bruiklenen van dien. Maar het liep anders, door de pandemie, de quarantaine en alle aanverwante consequenties. Voor conservator Madelief Hohé was het gelukkig geen reden om te zitten kniezen. Sterker nog: ze rook een kans. Ergens achter in haar hoofd sluimerde al jarenlang het idee om een tentoonstelling op te zetten rondom het simpele maar opwekkende thema kleur. Iets vrolijks en luchtigs waar iedereen behoefte aan zou hebben in deze ingewikkelde tijd. Daarbij noopte de lockdown haar om kleiner te denken, lokaler vooral. Alle reden om wat aandachtiger te gaan kijken naar wat ze zelf zoal in huis hadden, daar in hun Haagse museumdepot. Vijftigduizend stuks kleding maar liefst, waarvan een deel nog nooit eerder was tentoongesteld.

Hohés idee voor een expositie met eigen kleding rondom het modethema kleur was zo goed en zo makkelijk uitvoerbaar dat het op poten zetten ervan snel ging, zelfs midden in coronatijd. Voor de vormgeving van de tentoonstelling wendde Hohé zich tot een goede bekende: stylist Maarten Spruyt, die in het Kunstmuseum ook al succesvolle exposities als Let’s Dance en Femmes Fatales had gemaakt. Iemand met wie Hohé kan lezen en schrijven, en bovenal iemand met wie ze goed kan sparren, omdat Spruyt iemand is die haar anders en verder laat kijken en denken dan ze in haar eentje zou doen. Hohé dacht in eerste instantie aan alle kleuren zoals we ze kennen uit de regenboog, in de 17de eeuw als spectrumkleuren gedetermineerd door Isaac Newton. Zeven tinten zijn dat, wat achteraf gezien een vrij loos getal is, en voornamelijk ingegeven door de christelijke connotatie ervan: God schiep de wereld in zeven dagen, er zijn zeven hoofdzonden, dat soort dingen. Hohé dacht ook aan de gevoelswaarden van kleuren: zonnig geel, meisjesachtig roze – en dat terwijl roze pas een eeuw geldt als feminien. Ze deed onderzoek naar chemische kleuren als gifgroen en paars, naar kleurcodes in de Middeleeuwen, hoe wit voor positief stond, zwart voor negatief en rood voor macht, en naar het niet te missen blauw uit de Mariacultus. Voldoende kaders voor een tentoonstelling, zou je zeggen. Maar Spruyt wilde dieper in de kleurenleer duiken. ‘Ik wilde juist niet alleen een regenboog van opeenvolgende kleuren laten zien’, zegt hij in Den Haag, ‘want echt interessant is het pas als kleuren met elkaar worden gecombineerd en gaan zinderen.’

Fong Leng, Mantel ‘Velaszqeuz’, Amsterdam 1974,zijde, borduursel in goud- en zilverdraad. Beeld Kunstmuseum Den Haag
Fong Leng, Mantel ‘Velaszqeuz’, Amsterdam 1974,zijde, borduursel in goud- en zilverdraad.Beeld Kunstmuseum Den Haag

Belangrijke inspiratiebron voor Spruyt was de theorie van kleurenonderzoeker Josef Albers, een Duitse kunstenaar die aanvankelijk glas-in-loodramen en meubels maakte binnen de Bauhaus-groep en na de oorlog aan de slag ging als kunstdocent in Amerika (Cy Twombly was een van zijn leerlingen). In 1963 bracht Albers het baanbrekende boek Interaction of Color uit, waarin hij kleur op een experimentele manier bestudeerde en onderwees. De invloed van Albers is al in de eerste zalen van de expositie merkbaar: in het begin lopen de bezoekers in een zaaltje met groen licht, waar de ogen langzaam aan wennen. In het volgende zaaltje zullen die groen beschenen bezoekers in eerste instantie roze kleren denken te zien, tot het effect van het groene licht is uitgewerkt en de kleding gewoon bruin blijkt. Grapje van maker Spruyt, en een perfecte illustratie dat Albers’ theorie klopt. ‘Bij visuele waarneming wordt een kleur bijna nooit gezien zoals hij werkelijk is, zoals hij fysiek is’, schreef hij. ‘Dit feit maakt kleur het meest relatieve medium in de kunst. Om kleur effectief te gebruiken, is het noodzakelijk te erkennen dat kleur voortdurend bedriegt.’

In de andere zalen maakte Spruyt knappe tableaus van beige- en blauwtinten, van mosgroenen en poederrozes, op poppen voorzien van haarstukken van Tommy Hagen en perfect uitgelicht door de lichtontwerpers van De Theatermachine. In de grootste zaal staat een zonnige parade opgesteld van kleding in geel-, oranje- en roodtinten. De stukken die buren zijn omwille van hun kleur hebben qua herkomst weinig gemeen. Zo kan het gebeuren dat een skipak van Carl Denig naast een avondjurk van Frank Govers staat, en een deftige paardrij-jas tussen een Pakistaanse sari en een robe manteau van Ungaro. Silhouetten, jaartallen en functies staan kriskras door elkaar. Dat maakt de tentoonstelling fris en verrassend, en zeer toegankelijk voor kijkers van alle leeftijden, of ze nu iets met mode hebben of niet.

Christopher John Rogers, ensemble, zijde, najaar 2020. Beeld Hollandse Hoogte / Dia Dipasupil/AFP/ANP
Christopher John Rogers, ensemble, zijde, najaar 2020.Beeld Hollandse Hoogte / Dia Dipasupil/AFP/ANP

Het spannendst, zowel qua verhaal als qua indruk, is de zaal met chemische en synthetische tinten, waar de kleuren letterlijk zinderen. Knalroze en gifgroen bij elkaar – zoals de hoes van Doe Maars elpee Skunk – gaan dansen en doen een beetje pijn aan de ogen. Gifgroen heet overigens niet voor niets zo. De Zweedse scheikundige Carl Wilhelm Scheele ontdekte eind 18e eeuw een nieuw pigment, dat neigde naar de kleur van geoxideerd koper (denk aan het Vrijheidsbeeld) en de geschiedenis inging als Schweinfürter Grün, maar ook Parijs’ groen of Weens groen werd genoemd. Dit groene kristallijn poeder, dat al gebruikt werd als rattengif en insectenverdelger, leverde als pigment fraaie resultaten op, zowel in de mode als in de schilderkunst, maar zat vol met arsenicum. Voor modieuze types geen enkel probleem, zij vonden kleur belangrijker dan gezondheid en kochten naar hartelust giftige japonnen, die prachtig tot hun recht kwamen in het toen net ontdekte gaslicht. Helaas bracht niet iedere draagster het er levend vanaf. ‘Dat gif zit er nog steeds in’, vertelt conservator Hohé op zaal, naast een paarse en een groene jurk uit het midden van de 19de eeuw. ‘Het komt vrij zodra de stoffen weer nat worden. Vandaar dat de kleding onder géén voorwaarde gestoomd mag worden.’

En zo is er in elke zaal wel wat te ontdekken of te bewonderen. Genoeg kijkvoer dus, al ontbreken er kleurtopstukken die in hun eentje al bezoekers zouden trekken – denk aan de blauwe inhuldigingsjurk van koningin Máxima, het gele pak van Uma Thurman uit Kill Bill, een fuchsiaroze outfit van de Britse koningin, een pimpelpaars pak van Prince of de groene jurk die Keira Knightley droeg in de film Atonement – maar dat is logisch voor een tentoonstelling die leunt op de eigen collectie. Hier en daar zijn wel wat bruiklenen en aankopen gedaan, zoals de fel oranje Valentino-jurk die ook het affiche siert, en enkele stuks van de jonge zwarte ontwerper Christopher John Rogers die in zijn collecties kwistig strooit met knalkleuren. En zelfs voor wie op zeker moment geen kleren meer kan zien is er wat te bekijken: de uitgebreide zaalteksten met achtergrondinformatie over de betekenis en geschiedenis van kleuren. Voor wie geen kans ziet om naar Den Haag te gaan of ze online te lezen hier drie korte bloemlezingen.

Claes Iversen, zomer 2020.  Beeld Claes Iversen
Claes Iversen, zomer 2020.Beeld Claes Iversen

Paars

Paars werd eeuwenlang door koningen gedragen omdat de kleurstof Tyrisch purper bijna even kostbaar was als goud. Het werd gewonnen uit zeeslakken, waarna de stof in urine werd gekookt, iets waar de klassieke schrijver Plinius zich over beklaagde. Hij karakteriseerde de geur van paarse kleding als iets ‘tussen rottende schaaldieren en knoflook in’. In de 19de eeuw werd door scheikundigen kunstmatig mauve pigment gemaakt. Paars groeide uit van een elitaire tot een artistieke en later feministische kleur: Engelse suffragettes die streden voor vrouwenkiesrecht droegen ‘puur’ wit, ‘vrij’ paars en ‘hoopgevend’ groen. De Amerikaanse strijdsters kozen voor ‘puur’ wit met ‘loyaal’ paars en ‘hoopgevend’ goud. In dat licht gezien is wat Kamala Harris droeg, toen ze zich bekendmaakte als running mate van Joe Biden, geen toeval: een pruimkleurig broekpak met witte parels.

Bas Kosters, Hope collectie, 2018.  Beeld Marc Deurloo
Bas Kosters, Hope collectie, 2018.Beeld Marc Deurloo

Geel

Geel stond vroeger niet als al te vrolijk of keurig bekend. Om gele verf te verkrijgen moesten er lange tijd giftige of zwavelrijke pigmenten worden gebruikt, galstenen van ossen of urine. Prostituees droegen geel om zichtbaar te blijven op donkere straten. In Frankrijk kregen boeken met een schandalige inhoud halverwege de 19de eeuw een geel omslag. Op twee stillevens van Van Gogh uit 1880 zijn dergelijke kaften te zien. Geel dieptepunt: de ster die Joden in de Tweede Wereldoorlog gedwongen werden te dragen, vergelijkbaar met de gele kentekens die Joden in de Middeleeuwen moesten opspelden. In combinatie met groen werd geel geassocieerd met gekken en hofnarren. Begin 20ste eeuw veranderde het imago van de kleur: in combinatie met blauw werd geel beschouwd als teken van hoop.

Iris van Herpen, collectie Shift Souls, 2019. Beeld Filippo Fior
Iris van Herpen, collectie Shift Souls, 2019.Beeld Filippo Fior

Blauw

Of het ligt aan de populariteit van de spijkerbroek is niet vermeld, maar onderzoek wees uit dat blauw de populairste kledingkleur is in het westen. Waarschijnlijke oorzaak is de Mariacultus, ontstaan in de late Middeleeuwen, toen Jezus’ moeder Maria, na jaren vereeuwigd te zijn in zwarte of donkere rouwkleding, in hemelsblauwe gewaden werd afgebeeld. Blauw groeide uit tot de kleur van de netheid en de bescheidenheid. In de schilderkunst werd Maria’s outfit geschilderd met ultramarijn, de diepblauwe kleurstof gemaakt van minerale pigmenten van gemalen lapis lazuli. Om stoffen blauw te verven werd het plantje wede gebruikt, een van de vele planten waar de kleurstof indigo uit gewonnen wordt. Opgegraven Egyptische kleitabletten uit circa 600 voor Christus bleken al recepten te bevatten voor het donkerblauw kleuren van wol. Het grote voordeel van verven met indigo: de kleur wordt na verloop van tijd enkel mooier, iets wat elke rechtgeaarde spijkerbroekenliefhebber hartgrondig zal beamen.

16-04-21 | 0 comments | in blog

Leave a reply

Your email address will not be published.

*

You may use these HTML tags and attributes: <a href="" title=""> <abbr title=""> <acronym title=""> <b> <blockquote cite=""> <cite> <code> <del datetime=""> <em> <i> <q cite=""> <strike> <strong>